Paniekstoornis, wat is het en wat kun je er aan doen?

Gepubliceerd op 05-07-2019

Je hoort wel eens dat mensen paniekaanvallen hebben en dat ze dan nergens meer naartoe gaan. Hoe zit dat?

Van een paniekstoornis is sprake wanneer iemand regelmatig paniekaanvallen heeft. Als gevolg daarvan probeert diegene situaties te voorkomen waarin hij of zij misschien een paniekaanval krijgt. Dat vermijden noemen we een agorafobie. Paniekaanvallen komen veel voor. Soms is er een aanleiding voor, maar vaak niet. De paniekaanval komt dan als het ware ‘uit de lucht vallen’. Het kan zijn dat iemand dit maar een enkele keer in zijn leven meemaakt. Er is dan sprake van sterke angst. Deze angst veroorzaakt o.a. dat iemand slechter gaat ademhalen waardoor het lichaam in de vechtstand gaat en een paniekaanval het gevolg kan zijn.

Omdat een paniekaanval bijzonder vervelend is om mee te maken, vermijden de meeste mensen die daar last van hebben situaties waarin (ze denken dat) de paniekaanval makkelijk weer terug komt. Die situaties zijn meestal plekken waar het heel druk is (supermarkt), of waar je niet makkelijk weg kunt (bioscoop, openbaar vervoer, lift). Agorafobie is het vermijden van die situaties.

Hoe vaak komt het voor? En bij wie?

Een paniekstoornis komt bij ongeveer 4% van de bevolking voor, driemaal zo vaak bij vrouwen als bij mannen. De stoornis begint meestal tussen het 20e en 40e jaar, maar kan op alle leeftijden voor het eerst optreden. Soms ontstaat de eerste paniekaanval na een ingrijpende levensgebeurtenis, zoals een bevalling, een lichamelijke ziekte of stress en conflicten op het werk. Vaak is er geen duidelijke aanleiding.

Wat zijn de belangrijkste verschijnselen van een paniekaanval?

Een paniekaanval is een akelige, enge ervaring. Symptomen kunnen zijn:

diverse lichamelijke klachten zoals: hartkloppingen, benauwdheid, pijn op de borst, duizeligheid, wazig zien, droge mond, misselijkheid, transpireren of trillen.
vervreemden van je lichaam of van de wereld om je heen.
het gevoel hebben dat je gek wordt, dood gaat of flauw valt. Dat gevoel kan heel sterk zijn. Zelfs als iemand vaker een paniekaanval heeft gehad en precies weet wat het inhoudt, kan je bij een nieuwe aanval toch steeds weer bang zijn om dood te gaan.
Een paniekaanval bereikt meestal binnen ongeveer 10 minuten zijn hoogtepunt en ebt daarna langzaam weg. Soms blijf iemand langer een gevoel van spanning en onrust houden.

Wat zijn de oorzaken?

Er is niet één specifieke oorzaak voor het ontstaan van een paniekstoornis. Waarschijnlijk ontstaat een paniekstoornis door een combinatie van oorzaken zoals erfelijkheid, opvoeding en hormonen.

Is het te behandelen?

Een paniekstoornis kan goed worden behandeld. Cognitieve gedragstherapie in combinatie met EDMR-flashforward, ademhalingstechnieken en ontspanningsoefeningen is effectief gebleken in de praktijk.

Bij cognitieve gedragstherapie werkt u aan de angst- en rampgedachten die u tijdens een paniekaanval heeft. U maakt de automatische koppeling tussen hartkloppingen en benauwdheid en de gedachte: “Ik ga dood, want ik heb een hartaanval” weer ongedaan. De lichamelijke verschijnselen zijn vaak onplezierig, maar niet gevaarlijk. U leert om uw rampgedachten te vervangen door redelijke en juiste gedachten. Dus niet: “Ik ga dood”, maar “Ik heb weer een paniekaanval. Vervelend, maar niet gevaarlijk.”

U krijgt u tijdens deze therapie ontspanningsoefeningen en ademhalingsoefeningen aangeleerd. Deze zijn bedoeld om het lichaam weer rustig te krijgen wanneer een paniekaanval optreedt.

Met exposure gaat de therapeut op zoek naar de situaties die u probeert te vermijden. Dat wordt  ‘exposure in vivo’ genoemd: u stelt zichzelf bloot aan angstaanjagende situaties. U bouwt dat geleidelijk op, van makkelijk naar steeds moeilijkere situaties. Of er kan voor gekozen worden om gelijk moeilijke situaties aan te pakken. Dat vraagt wel enig doorzettingsvermogen voordat de angst minder wordt en uiteindelijk verdwijnt en bij de cliënt overtuiging ontstaat “Er gebeurt niets”.

Met EDMR-flashforward wordt aan de cliënt gevraagd om een situatie die hij vreest (vermijdt) voor de geest te halen. Dat roept spanning op. Daarna start het verwerkingsproces door een stimulus aan te bieden; vaak is dat het volgen van de hand van de therapeut. Na elke set vraagt de therapeut aan u wat er in uw gedachten / gevoel naar boven komt of aan lichamelijke reacties ervaren wordt. De sets zullen ertoe leiden dat de herinnering haar kracht en emotionele lading verliest. Het wordt dus steeds makkelijker om aan de oorspronkelijke gebeurtenis terug te denken. Het kortetermijngeheugen vervormt het beeld en slaat het op een andere wijze weer op in het langetermijngeheugen. 

Mochten jullie tips of suggesties hebben, laat ze mij weten. Ook kan het delen van deze blog door jullie wellicht bijdragen aan interessante suggesties of inzichten.

 
 

0-1.jpg